Lang geleden toen de kamelen nog geen bulten hadden en de slangen nog op pootjes liepen, was er een heel bijzonder land. Dat land lag midden in een grote zee en was gemaakt door bijzondere dieren. In die tijd waren er namelijk nog waterkippen. En die waterkippen legden elke dag eieren in het water. Ze legden zo veel eieren dat het een drijvend land werd. Iedereen noemde het daarom
“Ei-land”.
Er gingen mensen en dieren op Ei-land wonen. Er was een dorp, een bos en een grote berg van eieren. En bovenop de berg woonde een heks, de Eierheks. Je kon de Eierheks herkennen aan haar grote paarse heksenhoed, haar gekke heksenschoenen en ze had een kromme heksenneus met een pukkeltje erop. Ze woonde helemaal alleen in haar huisje en ging bijna nooit naar buiten. Elke avond hoorde ze de stemmen van de mensen en de dieren uit het dorp. Maar helaas, de heks kon nooit verstaan wat ze precies zeiden.
En waar zaten de mensen en dieren dan elke avond te praten? Nou, allemaal gingen ze naar een groot huis, die ze het Groothuis noemden. De baas van het Groothuis was mijnheer Let. Iedereen noemde hem Ome Let. Dat was een beetje gek, want eigenlijk was hij niemands oom. Hij was heel vriendelijk en gaf altijd eten en drinken zonder dat je hoefde te betalen.
Wie waren er dan allemaal in het Groothuis? Nou, het was wel een vreemde bedoeling. Zo was er een grote bruine beer met een zwarte hoed, een olifant met gele klompen, een kleine kabouter met een krulsnor, en een aapje met een bril. Ze waren altijd aan het praten en grapjes aan het maken.
Op een dag was de Eierheks zo nieuwsgierig geworden dat ze haar huisje uit was gegaan. Ze liep van de berg naar beneden en stapte zo het Groothuis binnen. Iedereen was ineens muisstil. De heks ging op een stoel zitten aan een klein tafeltje. “Mag ik een glaasje appelsap?” vroeg ze aan Ome Let. Iedereen keek de heks aan, maar niemand ging met haar praten. De heks werd er verdrietig van en ging uiteindelijk weer naar huis.
De volgende avond ging ze weer naar het Groothuis. Dit keer werd heel zachtjes gefluisterd zodat de heks niet kon horen wat er gezegd werd. Weer was ze verdrietig en weer ging ze naar huis zonder met iemand gepraat te hebben. Ze voelde zich buitengesloten.
Op de derde dag ging ze weer. Nu was iedereen wel aan het praten tegen de heks. Maar het waren geen aardige woorden. Ze maakten flauwe grapjes over haar neus en haar paarse hoed. “Stop, hou op!” zei de heks boos. Maar de mensen en dieren stopten niet en gingen door met plagen.
Toen ging de heks midden in de kamer staan, ze zwaaide met haar toverstaf en zei “Ti-Ta-Toverkol, jullie maken nooit meer lol!” Ome Let keek geschrokken om zich heen. De heks had een snavel op het gezicht van de beer getoverd. De beer schrok zich een hoedje. Hij kon alleen maar kwaken. Ook de oren van de olifant waren zo klein getoverd, dat hij niks meer kon horen. Daarna toverde ze gebakken eieren voor de ogen van de aap. De aap kon helemaal niks meer zien. De heks liep boos weg en zei “Ik maak jullie weer normaal als jullie sorry zeggen bij mij thuis”.
Na drie dagen kregen de mensen en dieren spijt dat ze de Eierheks zo geplaagd hadden. Ze wilden ook weer heel graag normaal zijn. Een voor een klopten ze aan de deur van het heksenhuisje. Ze zeiden netjes sorry tegen de heks en werden weer normaal getoverd. Daarna gingen ze op een stoel zitten en praatten urenlang tegen de heks. Het werd een heel gezellige dag. De heks begon te lachen en iedereen zag hoe mooi ze eigenlijk was.
Dit verhaal werd door Kenneth Steijvers geschreven als inzending voor Verzin een Voorleesverhaal van Vaders Voor Lezen.
Héel leuk verhaal. Niet te eng voor de kleine kinderen. En er zit waarheid in. Goed gedaan.
Wat een leuk verhaal! Zitten goede leerpunten in en hij is idd niet te eng voor de allerkleinsten